Met betrekking tot autisme bestaan verschillende theorieën: de theory-of-mind, de theorie van de centrale coherentie en de theorie van de planning and executive function. Ieder van deze theorieën verklaart een aspect van autisme. Omdat blijkt dat het niet gaat om één plaats in de hersenen waar het anders functioneert met autisme, maar om een anders functioneren van de hersenen als geheel is het nodig om een omvattender kader te bieden. De theorie van het socioschema tracht dat te bieden. Een omvattend kader waarin alle verschillende aspecten van autisme een plaats vinden, van het moeilijk in kunnen schatten van sociale interactie tot en met obsessies. Dit model tracht autisme van binnen uit te begrijpen en biedt handvatten voor diagnostiek en behandeling, maar vooral de dagelijkse praktijk van de opvoeding. In de theorie van het socioschema worden autismespectrumstoornissen geplaatst in een ontwikkelingsperspectief. Het gaat uit van een versnelde en vertraagde ontwikkeling tegelijk.
Ieder mens met autisme vertoont een regenboog aan mentale leeftijden door de dag heen: de MAS1P, Mental Age Spectrum within 1 Person. Het is niet eenvoudig om alle leeftijden die door de dag heen zich voordoen te onderscheiden en daar het juiste opvoedingsantwoord op te geven.
Er is aandacht voor de DSM-5 en diens problemen en voor het QAP, Quasi Autistisch Patroon. Het maken van het onderscheid aanleg-omgeving bij de ontwikkeling van autisme van groot belang. Het maken van dit onderscheid heeft belangrijke gevolgen voor de hulp en opvoeding. Is een problematiek aanleg-gestuurd, dan zal men meer gericht moeten zijn op een leren omgaan met de problematiek. Is het daarentegen meer omgeving-gestuurd, dan zal de men meer gericht kunnen zijn op het wegnemen van de belemmering die het gedrag in stand houdt. Het heeft directe consequenties voor het praktisch handelen met mensen met autisme.
Meer informatie: