Duidelijke verschillen tussen Asperger en autisme

Bij kinderen met het syndroom van Asperger zijn andere elektro-encefalografische (EEG) patronen zichtbaar dan bij kinderen met autisme, zo blijkt uit onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Medicine.

Het neurofysiologische onderzoek schijnt een nieuw licht op de discussie rond de classificatie van het syndroom van Asperger. 

Mensen met het syndroom van Asperger ervaren sociale problemen en hun gedrag wordt gekenmerkt door herhaling en beperkte interesses. Tot voor kort werd Asperger gezien als een opzichzelfstaande stoornis, die losstaat van de Autisme Spectrum Stoornissen (ASS), maar wel overlappende symptomen heeft. Maar eerder dit jaar werd in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) deze aanname van de hand gedaan en Asperger op dezelfde hoop gegooid als ASS. 

De onderzoekers van de publicatie in BMC Medicine bestudeerden elektrische opnames van de hoofdhuid van kinderen met Asperger en autisme. Ze analyseerden EEG-metingen van verbindingen in de hersenen. Uit de resultaten bleek dat, hoewel beide stoornissen sterk verwant zijn, er toch duidelijke neurofysiologische verschillen tussen beide groepen bestaan. 

De resultaten laten zien dat Asperger en ASS in de basis van elektrische activiteit kunnen worden onderscheiden. Asperger is hoger te plaatsen op de normaal verdeelde curve van de beter functionerende kant van ASS. Vergelijkbaar met hoe dyslexie lager wordt geplaatst op de leesvaardigheid curve. De onderzoekers pleiten voor een herhaling van het onderzoek onder een grotere groep om duidelijke conclusies te kunnen trekken. Er staat namelijk veel op het spel. Het onderbrengen van de diagnose van Asperger bij ASS betekent dat het dus niet meer als een opzichzelfstaande stoornis wordt gezien. Families en beroepsmensen zijn bezorgd dat voor sommige mensen van de vastgestelde diagnose geen sprake meer is, wat gevolgen kan hebben op klinisch, educatief, emotioneel en financieel gebeid.

Bron: ScienceDaily.