Meer aanvullend onderzoek is daarom nodig. Naast onderzoek bij grote aantallen cliënten is het dan ook belangrijk dat er meer kwalitatief onderzoek wordt gedaan, waaronder casusbeschrijvingen. Dit kan voor professionals in de zorg inzichtelijk maken welke ondersteuning vrouwen met ass en gendervariantie/ gd in de dagelijkse praktijk nodig hebben. Ook op andere manieren kan meer rekening worden gehouden met gd bij meisjes en vrouwen met ass. Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelen van gevalideerde, autismevriendelijke nonbinaire vragenlijsten, waarmee het brede genderspectrum in kaart gebracht kan worden.
De hulpverlening voor mensen met ass en gd staat nog in de kinderschoenen. Mogelijk dient deze anders te zijn dan die van mensen zonder ass. Expertise op dit gebied zou vanuit de genderklinieken en in ass gespecialiseerde instellingen verder ontwikkeld en verspreid moeten worden. Zo is het belangrijk om meisjes en vrouwen met ass te ondersteunen en begeleiden bij het ontdekken van hun identiteit. Dit kan er voor zorgen dat de vragen rond hun genderidentiteit verhelderd worden. (Kourti & MacLeon, 2018). Als hulpverleners zich bewust zijn van de moeilijkheden die te maken hebben met identiteitsvragen en dit bespreekbaar maken, kan de acceptatie van het genderfluide/ agender zijn vergroot worden. Het feit dat genderbevestigende operaties en behandelingen niet meer volledig te hoeven worden uitgevoerd, maar ‘op maat’ kunnen plaatsvinden, kan ervoor zorgen dat gendervariantie als leefwijze ook voor vrouwen met ass meer geaccepteerd wordt.
Wat betreft de seksuele oriëntatie blijkt ‘slechts’ 57 tot 68 % van de vrouwen met ass heteroseksueel georiënteerd en komen aseksualiteit, biseksualiteit en homoseksualiteit relatief vaak voor. Er zijn verschillende factoren benoemd die ten grondslag kunnen liggen aan het relatief lage percentage heteroseksualiteit bij vrouwen met ass. Hierbij gaat het om zowel biologische als psychosociale factoren, zoals de invloed van prenatale hormonen, het zich anders voelen dan anderen en concrete informatie nodig hebben om te bepalen waarop men valt (Dewinter et al., 2017). Op dit moment wordt een multi-factor model als het meest aannemelijk gezien.
Artikel door Annelies Spek c.s.
Zie voor volledige tekst op deze pagina