De wetenschappers onthullen dat vooral jongere broers van een meisje met autisme een hoger risico hebben. Deze bevinding kan nuttig zijn voor kinderartsen en klinisch genetici om in een vroeg stadium de aandoening vast te stellen. Daarnaast is de kennis nuttig om mee te nemen in consulten met ouders die al een kind met autisme hebben.
“Met onze resultaten hebben we een vrij goede indicatie van het risico op autisme binnen families, gebaseerd op het geslacht”, zegt onderzoeker Nathan Palmer. Volgens hem is het belangrijk om ouders te voorzien van informatie over de mogelijke gezondheidsrisico’s van hun te verwachten kind(eren).
Voor de studie analyseerde het Harvard-team gegevens van 1,5 miljoen Amerikaanse gezinnen met twee kinderen. Van de ruim 3 miljoen kinderen (4-18 jaar) had 1,2 procent een autismespectrumstoornis (ASS). Dit bleek vaker het geval bij jongens dan meisjes, wat consistent is met eerdere studies, die laten zien dat jongens een hoger risico hebben. Het meest opmerkelijke resultaat was dat binnen gezinnen de jongere broers van een meisje met autisme het hoogste risico op ASS hebben en dat omgekeerd jongere zussen van een jongen met ASS het laagste risico hebben.
Volgens de onderzoekers wijzen de resultaten erop dat autisme en verwante stoornissen mogelijk ontstaan vanuit een ingewikkelde wisselwerking tussen genen en omgevingsfactoren. Waarom dit zo is kan nog niet gezegd worden, maar het is wel duidelijk dat jongens meer worden geraakt dan meisjes. Palmer: “Het enorme gendercontrast doet wel vermoeden dat aangeboren sekseverschillen een rol spelen in de ontwikkeling van deze aandoeningen.”