In memoriam Cees Weber

Cees Weber is onlangs overleden. Ouders en professionals zullen hem gekend hebben vanwege zijn jarenlange inspanningen op het gebied van de gehandicaptenzorg waar hij onder andere betrokken was bij de totstandkoming van veel dikke juridische boeken. Later werd hij samen met prof Ina van Berckelaer- Onnes de drijvende kracht achter het blad Engagement, de spreekbuis van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (de NVA). Weer later werd hij de redactiesecretaris van het Wetenschappelijk Tijdschrift Autisme: Theorie en Praktijk (WTA), een functie die hij 17 jaar, tot zijn overlijden, bekleedde.

Zijn werkzaamheden overziend is een ding zeker: Cees was begaan met zijn medemens. Bejaarde buurtbewoners zochten hem op voor hulp. Voor hen schreef hij tal van brieven naar sociale instanties en vulde hun belastingpapieren in.  

Ik leerde hem pakweg 17 jaar geleden kennen. In een uitspanning bij het centraal station Utrecht, richtten we, samen met de voormalige directeur van de NVA, Fred Stekelenburg het WTA op. Er kwam een wetenschappelijke adviesraad en een zeskoppige redactie. Als voorzitter van het blad bezocht ik Cees vaak op zijn boot. Anderhalve wand van de kajuit werd in beslag genomen door een boekenkast gevuld met goede literatuur en poëzie. Roland Holst en Martinus Nijhoff waren zijn favorieten. Het ’Uur U’ kon hij uit het hoofd citeren. Als connaisseur van het Franse chanson was hij bevriend met een zes-snarige akoustische gitaar. Andere vrienden waren de eendjes buiten die hij rijkelijk te eten gaf en ook de planten op zijn waterterras kregen de nodige zorg.

Of hij goed voor zichzelf zorgde, weet ik niet, het is een kwestie van definitie, maar mager was hij wel; lang en broodmager. Zijn loop was eigenaardig. Boven de gordel bewoog hij als een schaatser tegen de wind in: met een hand op de rug naar voren gebogen. Onder de gordel overtrof hij het erelid van the office of silly walks: twee staken die - op ruim schoeisel - elk een eigen weg op dreigden te gaan. Wat de staken  bijeenhield kwam door een onovertroffen beweging die veel weghad van wat een schoonspringer doet zo vlak voor de duik. We kunnen erover grappen maar Cees liep moeilijk en bleef zodoende zeker in de middag vaak thuis waar het gezellig was als hij mij ontving. Draadjesvlees pruttelde op een oud fornuis, of anders zijn zelfgemaakte kippensoep, om water van in de mond te krijgen. Ja, Cees had iets gezelligs en iets relaxed. Zo sprak ik altijd met hem af tussen 12 en 2, maar half drie kon ook.

Als we een nummer van het blad door namen stuitten we nogal eens op een houterig geschreven passage. Vaak ging hij dan staan, trok zijn broek omhoog en lurkte aan zijn sigaret. Minuten lang kon hij om mij heendraaien, zoekend naar een passende zin of woord. Dat de klok liep, dat het blad naar de drukker moest leek hem niet te deren. Tientallen notities kon hij maken die vervolgens ergens op de grote tafel tussen al het papier en gevulde asbakken verdwenen.  Echt tempo maken, zat er niet in. Hij was de Piet Keizer, of beter nog, de Kromme van de hedendaagse journalistiek. Maar zijn voorzetten, met een blikje Heineken in de hand, konden voortreffelijk zijn. Zo kwamen we er 17 jaargangen altijd weer uit. Cees, we zullen je missen.    

Jaap van der Meere