In 2012 ging het grote Europese autismeonderzoek EU-AIMS van start. Die afkorting staat voor European Autism Interventions - a Multicentre Study for Developing New Medications. Het project, dat eind maart van dit jaar afliep, heeft meteen een opvolger gekregen: AIMS-2. In dit nieuwe project wordt voortgebouwd op de resultaten die het eerste programma heeft opgeleverd.
Hoofdaanvrager van AIMS-2 is het Britse King’s College in Londen, maar ook het Radboudumc neemt weer deel aan het project. Hoogleraar psychiatrie Jan Buitelaar is co-leider van de klinische studies, hoogleraar Statistical Imaging Neuroscience Christian Beckmann leidt de ontwikkeling van nieuwe statistische technieken en databases. Beide onderzoekers zijn verbonden aan het Donders Center for Medical Neuroscience (DCMN) en de afdeling Cognitive Neuroscience van het Radboudumc.
Het publiekprivate project is toegekend door het Europese IMI, het Innovative Medicines Initiative. Met de farmaceutische bedrijven die meedoen, hebben de onderzoeksinstellingen in totaal 110 miljoen euro ontvangen om de Autisme Spectrum Stoornis (AAS) minutieus te ontrafelen en op basis daarvan medicijnen te ontwikkelen voor de diverse subgroepen die vallen onder ASS.
“EU-AIMS was vooral gericht op de identificatie van nieuwe moleculaire doelen en biologische subtypering”, zegt Buitelaar over het eerdere project. “Het is inmiddels wel duidelijk dat autisme uit vele subtypen bestaat, ook al passen die wat betreft symptomen allemaal binnen de DSM-5 criteria voor ASS. Toch is de onderliggende biologie zeer complex en heterogeen. Dat verklaart mede waarom tot dusver alle pogingen om behandelingen te ontwikkelen hebben gefaald. Heb je een middel dat het geweldig doet in een subgroep, maar bij andere subgroepen juist averechts werkt, dan zie je dat niet terug in het algemene resultaat. Door de aanpak op groepsniveau zie je geen deeleffecten en verspeel je de kans op een goed medicijn voor een deel van de patiënten.”
Daarom stond bij EU-AIMS het opsplitsen van autisme in subgroepen centraal. Daarvoor werd informatie verzameld via klinische gegevens, vragenlijsten, moleculair en genetisch onderzoek. Cognitieve data, hersennetwerken, ontwikkelingen van autisme in de tijd; er ontstond een oceaan aan data die de basis moest vormen voor een indeling op basis van subtypen, een stratificatie van de aandoening op basis van biomarkers. Buitelaar: “Zo proberen we meer vat te krijgen op de complexe groep van mensen die autisme hebben. Maar het heeft zoveel gegevens opgeleverd, dat we eigenlijk nog maar net zijn begonnen met het analyseren van die data. Dat wordt een belangrijk onderdeel in dit nieuwe project.”